History Files
 

DEU ENG FRA NDL

Please help the History Files

Contributed: £175

Target: £400

2023
Totals slider
2023

The History Files still needs your help. As a non-profit site, it is only able to support such a vast and ever-growing collection of information with your help, and this year your help is needed more than ever. Please make a donation so that we can continue to provide highly detailed historical research on a fully secure site. Your help really is appreciated.

 

 

Kemmelberg

Eerste Boeren Deel 1: Van Jager-Verzamelaars tot Boeren

door J L Putman & M Soenen

Late jager-verzamelaars en eerste boeren

Toen jager-verzamelaars zich aan het einde van de laatste ijstijd over de planeet verspreidden, veranderde het klimaat snel. Veel van de grotere zoogdieren (megafauna) zoals mammoeten kwamen in grote problemen. Zij waren immers niet opgewassen tegen de plotselinge verdwijning van een groot deel van hun normale voedselvoorraad doordat het plantenleven zich aanpaste aan de omgevingstemperatuur.

Bovendien waren de mensen overenthousiast in hun jacht, met als gevolg dat een groot deel van de megafauna uitstierf lang voor de opkomst van de landbouw.

Onder meer door het uitsterven van een aantal bejaagde diersoorten - en misschien puur uit noodzaak om te overleven - focusten mensen meer en meer op het eten van planten die ze leerden cultiveren met vallen en opstaan.

Fig 1: bonen, linzen, papaver, en vlas
Foto © Mathilde Dupré, Inrap

Fig 1: Voorbeelden van enkele planten die door de eerste boeren geconsumeerd of gebruikt werden, zoals bonen en linzen (bovenaan) en papaver en vlas (onderaan).

Reeds gedomesticeerde schapen, geiten en koeien werden in West-Europa ingevoerd uit het Nabije Oosten vanaf rond 7 000 v.C.

Ook het gedomesticeerde varken kwam oorspronkelijk van het Nabije Oosten naar Europa. Toen in West-Europa het wilde zwijn werd gedomesticeerd, zou dit leiden tot de vervanging van het geïmporteerde varken. De oeros, een groot wild rund dat eveneens in Europa voorkwam, werd niet gedomesticeerd.

Later volgden ook nog een beperkt aantal andere diersoorten de weg naar domesticatie zoals kippen, een vogelsoort die afkomstig was van de Zuidoost Aziatische jungle. De jacht was niet helemaal verdwenen eens de mensen boeren werden in het neolithicum. Everzwijnen en oerossen bijvoorbeeld werden nog altijd bejaagd, niet enkel als voedselbron, maar ook om sociale of prestige-gerelateerde redenen. Uit slagtanden van everzwijnen bijvoorbeeld maakte men ornamenten.

Fig 2: Oeros en everzwijn
Foto © Mathilde Dupré, Inrap

Fig 2: Oeros en everzwijn, niet-gedomesticeerde dieren die nog bejaagd werden in het neolithicum.

Als boeren konden de mensen gaandeweg efficiënter in hun voedsel voorzien. Het verdere proces van selecteren van planten en dieren voor domesticatie en ontwikkeling leidde ook tot een toename van de productieniveaus.

Wat redelijk onschuldig begon, groeide uit tot de huidige toestand, waarbij er bijvoorbeeld op aarde één miljard varkens zijn, anderhalf miljard koeien, en vijfentwintig miljard kippen, zowat drie per mens op aarde.

In 2015 bedroeg de totale biomassa van alle wilde land- en zeezoogdieren samen slechts vier procent van de totale wereldzoogdiermassa. De menselijke biomassa vertegenwoordigde in hetzelfde jaar bijna tienmaal zoveel als de wilde zoogdierenmassa, terwijl dit zo'n tienduizend jaar geleden - vóór de start van het neolithicum - nog maar enkele tienden van één procent bedroeg.

Vee en huisdieren vormen nu ongeveer twee derde van de totale zoogdierbiomassa op aarde. Wat - misschien uit noodzaak - begon als een alternatief voor jacht en visvangst, evolueerde tot een bijna alles verstikkende manier van voedselvoorziening, die uiteindelijk de mensheid zelf in gevaar kan brengen.

Een kleine zevenduizend jaar geleden trokken de eerste boeren uit het Nabije Oosten naar Europa, op zoek naar nieuw, vruchtbaar land om te bewerken. Vanuit de Sesklo cultuur in de lagere Balkan trokken ze ofwel langs de Middellandse Zeekust ofwel langs de Donau, en ontmoetten jager-verzamelaars onderweg.

Fig 3: Neolithische expansie in Europa
Foto Publiek domein

Fig 3: Neolithische expansie in Europa.

Het beeld dat de introductie van voedselproductie (landbouw en veeteelt) de voedselverwerving (jagen en verzamelen) snel en volledig verving, is zeker niet voor alle streken toepasbaar.

Sommige jager-verzamelaars dreven handel met de boeren, terwijl anderen beide vormen van voedselwinning combineerden. Weer andere groepen zijn vanwege hun eigen geloof en waarden nooit op landbouw overgestapt. Beide groepen vermengden zich soms wel. Uit DNA-onderzoek blijkt dat vroege boeren soms nakomelingen hadden met late jager-verzamelaars.

Fig 4; Het graf van een vrouw
Foto © Henri Duday

Fig 4: Het graf van een vrouw, met 55 % genetische jager-verzamelaar-component (5 480-5 360 v. C.), Pendimoun (Castellar in Frankrijk).

Massaslachtingsites in Duitsland (Talheim, Halberstadt, en Schöneck-Kilianstädten) en Oostenrijk (Asparn-Schletz) tonen aan dat de vroege boerengemeenschappen niet altijd vredevol naast elkaar leefden. Er werden in beide aangehaalde landen onbetwistbare bewijzen gevonden voor massamoorden op hele gemeenschappen, met ontvoering van jongere vrouwen. Men vermoedt dat de daders van dit geweld leden waren van een naburige boerengemeenschap.

Fig 5: Het massagraf van Halberstadt (Duitsland) in situ. De skeletten zijn gekleurd en genummerd voor een beter onderscheid
Foto © Christian Meyer et al

Fig 5: Het massagraf van Halberstadt (Duitsland) in situ. De skeletten zijn gekleurd en genummerd voor een beter onderscheid.

Toen boeren in nieuwe gebieden van Europa toekwamen, moet de bestaande jager-verzamelaarsbevolking tot op zekere hoogte met hen hebben samengewerkt, aangezien moderne Europeanen hun genen dragen.

Over heel Europa uitgevoerde onderzoeken van oud DNA, hebben een zogenaamde mesolithische heropleving aan het licht gebracht, die rond 4 500 v.C. begon. Naarmate de tijd verstreek maakten genetische elementen van jager-verzamelaars meer en meer deel uit van het genoom van de boeren. Genetische studies en opgravingsdata suggereren dat personen met een hoge afstamming van jager-verzamelaars wellicht als minderen werden behandeld.

Fig 6: Gedumpte persoon (1), en persoon die met zorg begraven werd (2)
Foto © Beau et al

Fig 6: Gedumpte persoon (1), met grotere kans op afstamming van jager-verzamelaars dan persoon die met zorg begraven werd (2), Gougenheim in Frankrijk.

Eerste boeren op de Kemmelberg

Na een hele lange periode die getuigde van doortochten met kleine groepen rondtrekkende jager-verzamelaars, evolueerde de Kemmelberg vanaf ca. 4 000 v.C. tot vaste verblijfplaats van veel grotere groepen migrerende landbouwers: veetelers om precies te zijn.

De komst van de eerste boeren op de Kemmelberg was op het huidige Belgische grondgebied al voorafgegaan door de vestiging van de Bandkeramiekers (ook bekend als Bandkeramische cultuur, vroeg-neolithicum, lokaal gedateerd op 5 300-4 800 v.C.) in de Maas-Geerstreek en de Denderstreek (leemstreken in respectievelijk oostelijk en westelijk Midden-België).

Fig 7: Verspreiding van de Bandkeramische culturen
Foto © Caspar et al (1997)

Fig 7: Verspreiding van de Bandkeramische culturen ('Linear Pottery' & 'Blicquy Group'), de Leemstreek (Löss), en de rivieren in België.

Na een daaropvolgende bewoningshiaat - weliswaar met een mogelijke mesolithische terreinbezetting gedurende enkele eeuwen tijdens het midden-neolithicum I (4 800-4 400 v.C.) - kozen eerst rond 4 000 v.C. sedentaire boeren vanuit zuidelijke richting de Kemmelberg als stek, in een omgeving die vermoedelijk bezocht werd door mesolithische jager-verzamelaars.

Dit gebeuren betekende een landschappelijk keerpunt ten gevolge van een geleidelijk en verspreid opstarten van ontbossing. De impact van de bouw van vele neolithische huizen, samen met de aanleg van kleine akkers, en de aanmaak van allerlei omheiningen, zorgden zeker voor een zichtbare ingreep in het landschap.

In de experimentele archeologie reconstrueert men dikwijls huizen op basis van archeologische data. Zo werd in 2012 in Nederland een experiment gestart met de reconstructie van een klein tweebeukig neolithisch huis met als afmetingen 3,8 meter breed op 9,1 meter lang, en met rechthoekig grondplan gebaseerd op opgravingen bij Haamstede-Brabers.

Bij de reconstructie had men zevenentachtig jonge dunne essen nodig voor het geraamte, 750 wilgenscheuten voor het vlechtwerk en het vastbinden, 240 bossen riet als dakbedekking, 1 500 liter klei en zand om wanden in te smeren, en zes hertenhuiden voor onder meer rookluiken en deur.

Het betrof hier de bouw van een relatief klein huis. Wellicht waren dergelijke huizen na één of twee decennia aan herbouw of herstelwerken toe, indien ze niet vroeger door brand vernield werden. In 2019 werd dan ook het gereconstrueerd huis als volgend experiment in brand gestoken. Zo kon men de archeologische relevantie van de brandresten documenteren.

Fig 8: Huisreconstructie in Haamstede-Brabers (Nederland)
Foto © R Paardekooper, EXARC

Fig 8: Huisreconstructie in Haamstede-Brabers (Nederland).

Fig 9: Hetzelfde huis, enkele minuten na het begin van de brand
Foto © R Paardekooper, EXARC

Fig 9: Hetzelfde huis, enkele minuten na het begin van de brand.

Aanleg van akkers en veehouderij betekende voor de streek de revolutionaire overstap op een leefpatroon waarin jacht, visvangst en andere natuurlijke voedselgaring veel aan impact verloren. De nieuwe levensbasis was geënt op het kweken van gedomesticeerde planten en dieren, productie van vaatwerk en weefactiviteit.

Uitwisselingscontacten met al dan niet verre buren - al in functie vóór het neolithicum - werden geïntensiveerd. In de daaropvolgende millennia, tussen de bronstijd en de ijzertijd (2 200-800 v.C.), zou dit alles - via een grootschalige bovenregionale transformatie - uiteindelijk evolueren naar een cultuurlandschap, zoals we er vandaag mee vertrouwd zijn.

De geografisch breed op te vatten zone waarin de bewoners van de Kemmelberg leefden, etaleerde eigen materiële elementen - naast andere - die naar de aangrenzende cultuurzones verwezen. Door studie van dit leefgebied kan de Kemmelberg nu opgevat worden als geïntegreerd in een verreikende omgeving in het zuidwestelijke gedeelte van het Scheldebekken, d.w.z. het departement Hauts-de-France in Frankrijk, en de provincie West-Vlaanderen in België.

Daar werden vanuit het zuiden leefgemeenschappen uitgebouwd met een gemeenschappelijke identiteit. Op basis van de kenmerken van de gevonden werktuigen en objecten, delen archeologen de eerste boeren van de Kemmelberg in bij de Groep van Spiere (4 400-3 800 v.C.) in het midden-neolithicum II. De Groep van Spiere is verwant aan enkele neolithische culturen zoals het noordelijke Chasséen in Noord-Frankrijk en de Michelsbergcultuur (4 400–3 500 v.C.), onder meer in het bekken van Parijs en in oostelijk België.

Fig 10: Verspreiding van vindplaatsen in de invloedssfeer van de Spiere Groep en de Belgische Michelsberg
Foto © US Government, Source SRTM3, DTM, L Deschodt & I Praud

Fig 10: Verspreiding van vindplaatsen in de invloedssfeer van de Spiere Groep en de Belgische Michelsberg.


Vervolg in Deel 2

 

 

Tekst copyright © Archeo Kemmelberg. Een origineel kenmerk voor de History Files: Kemmelberg.